Mozaïek
In januari 2023 opende de nieuwe Madison terminal in Central Station in New York. Absolute eyecatchers daar zijn de enorme werken van twee kunstenaars: mozaïeken van Kiki Smith en Yayoi Kusama. Kusama bedekte in één werk zo’n 80 vierkante meter met vrolijke kleuren en een prominente rol voor haar stippen (klik hier voor een video) en Smith (zie foto) heeft vijf verschillende mozaïeken gemaakt die verwijzen naar het landschap in de omgeving van New York. De twee kunstenaars maakten gebruik van een techniek die al eeuwen bestaat en waar we in Nederland helaas niet zo veel voorbeelden van hebben.
Bij de totstandkoming van mozaïeken zijn er verschillende technieken mogelijk. Allereerst het materiaal: dat kunnen steentjes zijn, maar ook (gekleurd) glas of email wordt gebruikt. De grootte ervan bepaalt in welke categorie een mozaïek valt. Bij opus vermiculatum worden de kleinste steentjes gebruikt, die de maker in golvende lijnen neerlegt. Iets grotere steentjes, groter dan vier millimeter, worden gebruikt bij opus tessellatum, waardoor er minder details mogelijk zijn. In het voorbeeld hierboven zijn grote, onregelmatige stenen te zien. Deze techniek wordt opus sectile genoemd.
De vroegste mozaïeken vinden we in Mesopotamië. Deze pilaren komen uit de Eannatempel, gebouwd rond 3000 voor Christus in Uruk in het huidige Irak. De geometrische versiering bestaat uit gekleurde stukjes terracotta.
Het vroegste voorbeeld van een vloer die ingelegd was met kleine steentjes werd in de jaren 1950 ontdekt in Gordion in het huidige Turkije. Er zijn verschillende geometrische patronen opgebouwd in rode, blauwe en witte vlakken.
De oude Grieken ontwikkelden de mozaïektechniek verder. Figuratieve elementen deden hun intrede, zoals dit prachtig bewaarde hoofd van Medusa, gemaakt in de tweede eeuw voor Christus. De kunstenaar of kunstenaars hebben voor het figuratieve deel aanzienlijk kleinere steentjes gebruikt dan voor de rest. Dit combineren van opus vermiculatum en – opus tessellatum is iets wat we later ook bij de Romeinen tegen zullen komen – zij namen de liefde voor mozaïeken op de vloeren van hun gebouwen over.
De Romeinen namen niet alleen de liefde voor de kunstvorm over, maar ze verspreidden die in het hele rijk. Het bovenstaande mozaïek vinden we in het huidige Marokko, in de ruïnestad Volubilis. Het onderwerp voor dit soort figuratieve vloeren kwam, net als bij de Grieken, vaak uit de mythologie. In de ovale medaillons zien we de twaalf werken van Hercules, met links op de voorgrond de held met de hellehond Cerberus. Rechtsonder ziet u het verjagen van de Stymphalische vogels.
Nadat het christendom een legale godsdienst was geworden, gebeurde er iets opvallends met mozaïeken. Tot dan toe werden ze vrijwel alleen gemaakt om vloeren te versieren, maar in kerken kwamen ze en masse op de muren. Rond de apsis, de belangrijkste plek in een kerk, kwamen er rijke kunstwerken waarin overvloedig gebruik werd gemaakt van goud om zo het hemelse aan te geven. Stelt u zich de avondmis in de Eufrasiusbasiliek in Poreč eens voor, als er talloze flikkerende kaarsen dit mozaïek verlichten.
Na de middeleeuwen raakten mozaïeken uit de mode en kwam de voorkeur voor grote projecten te liggen bij fresco’s. Gelukkig kreeg het medium in de negentiende eeuw een herwaardering. Belangrijk daarbij waren art-nouveau-kunstenaars. Een van hen was Antonio Gaudí, die de kunstvorm vaak inzette. Hier bijvoorbeeld in het Parc Güell in Barcelona.
Gelukkig kunnen we in Nederland ook genieten van enkele prachtige mozaïeken. Het in 2005 onthulde respectmonument No War van Remco Swart op het Balboaplein in Amsterdam is niet alleen graffiti-achtig in uitstraling, maar ook nog eens ontzettend actueel.