Industrieel erfgoed
De esthetiek van een fabriek valt weliswaar maar medium op als je onder de rook van de schoorstenen woont of er dag in dag uit geestdodend en zwaar werk verricht. Heeft de fabriek eenmaal haar deuren gesloten en krijgt het gebouw een nieuwe bestemming, dan gebeurt meer dan eens iets wonderbaarlijks. Het functionele en robuuste karakter dat veel industrie eigen is, krijgt, eenmaal ontdaan van kolendamp en mensenzweet, een zweem van romantiek waar overheden en projectontwikkelaars tal van kanten mee uit kunnen gaan. Het succes van de Amsterdamse Westergasfabriek, de New Yorkse High Line en het multifunctionele centrum Manufaktura in het Poolse Łódź (zie foto) is voor een groot deel te danken aan hun industriële karakter. Hier volgt een aantal succesvolle metamorfosen van industrieel erfgoed met een toepasselijke video over de textielstad Łódź.
Volgens de dikke Van Dale is een fabriek een ‘bedrijf waarin op uitgebreide schaal, langs mechanische of chemische weg, stoffen of goederen worden geproduceerd’. Het woordenboek vermeldt voorts dat de term ook in samenstellingen voorkomt met de bijgedachte van onpersoonlijkheid, zoals in leerfabriek of wetgevingsfabriek. Op de meeste schilderijen van fabrieken in gebruik voert het onpersoonlijke inderdaad de boventoon.
Kijk eens naar het schilderij van de Duitser Hans Baluschek. In 1900 schilderde hij een massa bijna uniforme arbeidsters die als zwijgende stroom het fabrieksgebouw op de achtergrond verlaat. ‘Knus’ of ‘intiem’ zijn niet de termen die je ermee associeert. Eerder ‘moe’ en ‘grijs’.
Of een kunstenares nu de nadruk legt op het verheffende fabriekswerk, zoals in het socialistisch realisme, of op de ellende van kapitalistische uitbuiting, die in het oeuvre van de socialist Baluschek voorkomt, zelden is de afbeelding van fabrieksarbeid individueel en intiem. Een uitzondering is het oorlogsschilderij van de Engelse kunstenares Laura Knight ‘Ruby Loftus Screwing a Breech Ring’ uit 1943. Ondanks de overduidelijke propaganda om vrouwen aan te sporen om in fabrieken te werken terwijl de mannen aan het front vochten, is de focus op de arbeidster niets anders dan persoonlijk.
Laten we dan nu een blik werpen op de industriële architectuur die alle Laura Knights ten spijt uit zichzelf weinig knusheid noch intimiteit zal uitstralen. Verandering van functie in combinatie met lokale trots op het verleden doen echter wonderen. Neem de Amsterdamse Westergasfabriek. Toen de stad in de jaren 1880 overging op verlichting met steenkoolgas, verrezen in 1885-1887 twee gasfabrieken in de hoofdstad. Architect Isaac Gosschalk tekende voor de ontwerpen. Na hun sluiting en jarenlange leegstand kregen beide een nieuwe bestemming. De Westergasfabriek is sinds 2003 een centrum voor cultuur (het Ketelhuis is een filmtheater), ondernemers (Tony’s Chocolonely houdt er kantoor), diverse horeca en de bewaard gebleven gashouder wordt gebruikt voor diverse evenementen. Het mild ruige van Gosschalks industriële architectuur is prompt hip, hot and happening.
Een ander succesverhaal is de New Yorkse High Line. Het succes is voor een groot deel te verklaren door het herkenbare verleden van de plek. In 1934 werd de spoorlijn waarover vlees naar het Meatpacking District werd getransporteerd verhoogd naar het niveau van de tweede verdieping van de omliggende bebouwing, omdat er op straatniveau veel doden en gewonden vielen. In de jaren 1980 raakte de verbinding in onbruik en sloop dreigde.
Vooral dankzij de inzet van omwonenden werd de lijn in 2009 heropend als park. Zowel de constructie als de rails zijn behouden. De afwisselende vormen van paden met gazons, trappen en groen (de beplanting is bedacht door de Nederlandse tuinarchitect Piet Oudolf) in combinatie met het behouden spoorwegerfgoed (met rails!) gaf de hele wijk een impuls.
Door het hergebruik van industrieel erfgoed blijft niet alleen een nuttige ruimte, maar ook een tastbare en authentieke herinnering aan het verleden behouden. Tegelijkertijd schuilt er iets ongerijmds in de gedachte dat je studeert in een voormalige koekjesfabriek met uitzicht op de Zaan (voormalige Verkadefabriek, nu de Bieb voor de Zaanstreek in Zaandam). Noem het romantiek. Het is in wezen dezelfde soort romantiek die ons windmolens met Nederland laat associëren. Laat nou de meeste windmolens uit de Zaanstreek zijn verdwenen toen in het laatste kwart van de negentiende eeuw de stoomfabrieken opkwamen. Ja, dezelfde fabrieken die we nu steeds meer als erfgoed koesteren.
Onbekend maakt onbemind, maar als u me tien minuten tijd gunt, dan leg ik u uit waarom de textielindustriestad Łódź zo’n waanzinnig bijzondere plek is, waar liefhebbers van industrieel erfgoed van zullen watertanden. Klik op de bovenstaande foto voor een mooie video over mijn geboortestad.