De mensheid lijkt geobsedeerd door de dood. Sommige mensen hebben een angst om te sterven, maar talloze voorbeelden in de kunstgeschiedenis lijken te wijzen op iets anders: de angst om vergeten te worden.
Al lang voor de christelijke jaartelling werd er kunst gemaakt om de doden te herdenken. Zoals zo vaak speelde geld een rol: hoe rijker de overledene (of nabestaanden), hoe imposanter het kunstwerk. Een van de meest indrukwekkendste van deze werken moet de graftombe van Maussollos in Halicarnassus zijn geweest. Het gebouw was een van de klassieke zeven wereldwonderen en stortte in de vijftiende eeuw in bij een aardbeving. Hoewel we fysiek amper nog wat over hebben van dit graf herinnert het woord ‘mausoleum’ aan de voorbeeldfunctie dit monument.
Voor christenen betekende de dood niet het absolute einde, maar het begin van een nieuw hoofdstuk. Nabestaanden konden voor iemand bidden, om zo de tijd in het vagevuur te verkorten. Een graf om dat bij te doen was wel zo handig. Deze graven groeiden, voor de rijken, uit tot enorme gedenktekens waar de beroemdste kunstenaars zich mee bezig hebben gehouden. De kunstgeschiedenis aan de hand van grafmonumenten is te vertellen.
Overledenen zien zelden hun graf. De vraag voor wie deze gedenktekens nou echt zijn is een legitieme. In het verlengde hiervan is nog een vraag te stellen: welke boodschappen kunnen grafmonumenten uitdragen?
U volgt de lezing thuis op uw computer of tablet en ziet de afbeeldingen die u anders in de zaal zou zien. U hoort de spreker en kan hem desgewenst ook zien. Bovendien bestaat de mogelijkheid tot het stellen van vragen.
De lezing wordt gegeven door Wouter Maas, MA.