Wat deze mensen allemaal gemeen hebben? Het waren stuk voor stuk briljante schilders uit de zeventiende eeuw uit de Nederlanden (noord en zuid), en ze zijn allemaal vertegenwoordigd in het Haagse Koninklijk Kabinet van Schilderijen Mauritshuis, simpelweg bekend als het Mauritshuis. Dat museum heeft iets te vieren, namelijk zijn 200-jarig bestaan in 2022.
Het gebouw waarin het museum huist, is eigenlijk een stadspaleis, de opdrachtgever was Johan Maurits van Nassau-Siegen. Hij liet het ontwerpen door Jacob van Campen, die van het paleis op de Dam, en Pieter Post, die van het stadhuis in Maastricht. Heel veel tijd heeft Johan Maurits er niet doorgebracht. Hij verhuurde het pand vooral aan de Staten van Holland, iets wat latere eigenaars bleven doen. Uiteindelijk werd in 1822 het Koninklijk Kabinet van Schilderijen in het pand gevestigd.
In 1822 bestond de collectie, zo’n 200 schilderijen, voornamelijk uit werken uit de collectie van Willem V, de laatste erfstadhouder van Nederland. Koning Willem I, zoon van de laatste stadhouder, voelde zich betrokken bij het jonge museum. Hij zorgde ervoor dat belangrijke werken zoals Vermeers ‘Gezicht op Delft’ en Rembrandts ‘Anatomische les van Dr. Nicolaas Tulp’ in de collectie kwamen. Daarna bleef het niet stil, want door de eeuwen heen is de collectie uitgebreid door aankopen van het Rijk, en voor elk museum belangrijk: schenkingen van particulieren.
Inmiddels bestaat de collectie van het Mauritshuis uit meer dan 800 werken, die bieden geen ruim overzicht van de Nederlandse kunstgeschiedenis. Meer wil het museum een schatkist zijn van belangrijke en prachtige werken van vooraanstaande schilders. En dat doen ze heel goed in Den Haag.
U volgt de lezing thuis op uw computer of tablet en ziet de afbeeldingen die u anders in de zaal zou zien. U hoort de spreker en kan hem desgewenst ook zien. Bovendien bestaat de mogelijkheid tot het stellen van vragen.
De lezing wordt verzorgd door Wouter Maas, MA.