In de honderd jaar tussen ca. 1440 en 1540 schiepen tal van schilders in de Duitse landen kunst van een nieuwe en zeer hoge kwaliteit. De inspiratie kwam nu eens uit de Nederlanden, dan weer uit Italië. In dezelfde tijd nam in veel steden de rijkdom toe, zoals Augsburg waar de rijke bankiersfamilie Fugger goede zaken deed. Bovendien was dit de tijd waarin steden en vorsten overgingen op het protestantisme of juist kozen om de paus trouw te blijven. Zo werd Augsburg protestants, maar bleef Keulen katholiek.
Op het scharnierpunt van tijdsgewrichten werkten onder meer Stefan Lochner, Lucas Cranach, Hans Burgkmair, Albrecht Dürer en vader en zoon Hans Holbein aan schilderijen en houtsnedes die zich tot op heden op populariteit mogen verheugen. Waar Lochner uiterst gedetailleerde Maria’s schilderde, was Burgkmair een van de belangrijkste portretschilders van zijn tijd. Dürer, met zijn veelzijdige oeuvre, behoeft nauwelijks introductie. Zoon Holbein, wiens carrière aan het Engelse hof hem internationaal beroemd maakte, is ook nog steeds bekend. Maar hoe zit het met zijn vader? En met Burgkmair?
In twee afleveringen ziet u de Duitse kunst van de late middeleeuwen en de renaissance in haar historische context. U ziet hoe het individu emancipeerde, hoe nieuwe thema’s werden geïntroduceerd en wat de positie was van religieuze kunst.
U volgt het tweeluik thuis op uw computer of tablet en ziet de afbeeldingen die u anders in de zaal zou zien. U hoort de spreker en kan hem desgewenst ook zien. Bovendien bestaat de mogelijkheid tot het stellen van vragen. Wie op de avonden zelf verhinderd is, kan een zonder publiek gemaakte opname van de twee lezingen bekijken.
Het tweeluik wordt verzorgd door drs. Krzysztof Dobrowolski-Onclin.