Pieter Bruegel en zijn taal
Het schilderij nodigt uit om er met je vinger over te glijden. Als je eenmaal ‘door de mand vallen’ en ‘de kat de bel aanbinden’ hebt ontdekt, is het hek van de dam. Haal het schilderij gerust dichterbij via deze link en vergroot het uit. Er staan op dit paneel uit 1559 vele tientallen spreekwoorden. Veel daarvan zijn nog steeds in zwang. De schilder Pieter Bruegel woonde in het Nederlandse taalgebied en verwerkte vaker figuurlijk taalgebruik in zijn werk. Sommige uitdrukkingen gebruiken we nog steeds, want wie loopt er bij tijd en wijle niet ‘met het hoofd tegen de muur’? Maar anderzijds zijn er ook veel die je nooit meer hoort. Of ‘pist u weleens tegen de maan’?
Pieter Bruegel de Oude leefde van 1525/1530 tot 1569. Hij was een succesvolle schilder in Antwerpen en Brussel en er zijn zo’n 40 schilderijen van hem bekend. Sommige van zijn werken zijn op het eerste gezicht zo vol dat je er tureluurs van wordt. Het lijkt wel of er geen centrum noch hoofdonderwerp is. Zo’n schilderij is ‘Nederlandse spreekwoorden’ uit 1559. Met een Duitse vakterm noem je het een Wimmelbild. ‘Wimmeln’ betekent wemelen of krioelen. Dat het op dit paneel zo krioelt van details, komt doordat het een soort verzameling is, een opsomming van spreekwoorden.
De schilder ging ervan uit dat de beschouwer ze kende. Hoe we dat weten? Hij heeft ze niet ondertiteld en moet dus gedacht hebben dat iedereen wel wist wat ze voorstelden. Zijn doel was niet onderwijzen, maar een conversation piece bieden. Precies zoals nu zullen destijds mensen met hun vinger over het vernis zijn gegaan.
Vrijwel zeker heeft Bruegel zijn spreekwoordenschilderij gebaseerd op deze prent van Frans Hogenberg uit 1558. Daarop staan 43 spreekwoorden, met tekst en al. Bruegel heeft 37 daarvan op zijn schilderij gebruikt, maar niet altijd op dezelfde manier voorgesteld, zoals het volgende voorbeeld laat zien.
Het spreekwoord ’tegen de maan pissen’ gebruiken we niet meer. Het sloeg op iets onmogelijks, iets onuitvoerbaars. Hogenberg maakte er dit van:
Op het schilderij met de spreekwoorden uit 1559 heeft Bruegel ’tegen de maan pissen’ op een andere manier uitgebeeld. Een man plast daar tegen het uithangbord van een herberg met een maansikkel.
Er is echter een probleem. Hij plast nergens mee. Vergelijk het plassen met een kopie van Bruegels zoon Pieter Brueghel de Jonge (ja, met een ‘h’). Op het paneel van vader Bruegel zijn allerlei poep- en plasspreekwoorden gekuist door een latere eigenaar. Op het schilderij van zijn zoon gebeurde dat niet en daar ziet u het lid vol in beeld:
Er zijn op het internet veel afbeeldingen van Bruegels schilderij te vinden met daarop nummers die verwijzen naar de spreekwoorden. Die lijstjes zijn heus handig, maar een waarschuwing is op zijn plaats. Hieronder ziet u een man die met zijn hoofd tegen de muur loopt. Da’s duidelijk. Hij heeft echter ook een mes. En één schoen. En een lapje om zijn kuit, maar geen bloed. En een borststuk. Zijn dat ook allemaal gezegdes? Dat weten we niet zeker. Op de meeste internetlijstjes wordt per motief een spreekwoord vermeld, maar misschien zijn het er veel meer. Dat betekent dat we niet met zekerheid kunnen zeggen hoeveel spreekwoorden en andere retorische figuren er op de hele compositie staan.
In 1560 schilderde Pieter Bruegel een ander Wimmelbild getiteld ‘Kinderspellen’. Ook hierop staat een grote hoeveelheid details alsof het een encyclopedie van kindervermaak betreft. Op dat schilderij heeft Bruegel iets taligs verwerkt. Een van de meisjes speelt winkeltje: ze vermaalt stukjes baksteen tot poeder en weegt dit af. Precies onder haar puntzakje heeft Bruegel gesigneerd. Hij was immers een ‘maler’, dat wil zeggen een schilder. In het Nederlands van zijn tijd stond het malen van pigmenten voor het hele schildersvak, zoals u in de blog over Van Eyck en zijn verf kunt lezen.
Pieter Bruegel werkte met taal en inspireerde anderen, onder wie de Poolse dichteres en Nobelprijswinnares Wisława Szymborska. Op dit kleine paneel zitten zitten luxe huisdieren tegen de achtergrond van Antwerpen. Meer dan vier eeuwen later schreef Szymborska er een ingetogen ironisch gedicht over.
De twee apen van Bruegel
Zo ziet mijn grote eindexamendroom eruit:
Twee apen zitten aan de ketting voor het raam,
Buiten waait de hemel voorbij
En baadt de zee.
Ik leg examen af in de geschiedenis van de mensen.
Ik stotter en modder.
De ene aap, die me aanstaart, luistert ironisch,
de andere doet alsof hij dut –
maar wanneer op een vraag een stilte volgt,
zegt hij me voor
met een zacht gerammel van zijn ketting.
(vertaling Gerard Rasch)